Een onderzoeksvoorstel uit 1997 dat in tijden van corona urgent is geworden

Filosofen en onderzoekers zijn voor een groot gedeelte voornamelijk bezig met het analyseren en beoordelen van hoe iets was of is geweest. Het is hetgeen waar de befaamde uitspraak van Hegel over de uil van Minerva die bij het vallen van de avondschemering pas aan haar vlucht begint, naar verwijst. Er zijn echter ook gevallen bekend van filosofen die op een bepaalde manier vooruitzagen. Zo is Nietzsche befaamd om zijn vooruitziende blik wat betreft het nihilisme en heeft Spengler bepaalde gruwelen van de vorige eeuw ook voorzien. Wanneer iets profetisch is, kunnen we echter ook altijd pas achteraf vaststellen, zo ook met een onderzoeksvoorstel van Èthoslid Gabriël van den Brink, die in 1997 wees op de zogeheten komende plagen. Lees hier zijn voorstel.

Komende plagen

Wat zullen de voornaamste problemen zijn in de eerste helft van de volgende eeuw? Laten we even aannemen dat heftige internationale botsingen achterwege blijven en dat de maatschappelijke ontwikkeling van de afgelopen decennia wordt voortgezet. Dan zal de politieke agenda steeds vaker door problemen op het gebied van de volksgezondheid bepaald worden. Deze hypothese laat zich althans opstellen wanneer men de wisselwerking van medisch-biologische en sociaal-politieke processen in het recente verleden overziet.

Enerzijds duiken er regelmatig ziekteverwekkers op waar de medische wetenschap weinig of niets tegen kan uitrichten. Dat vormt op zichzelf geen probleem, mits die ziekten zich tot geïsoleerde gebieden of kleine aantallen beperken. Omdat dit laatste steeds minder het geval is, neemt de kans op epidemieën toe. Een aandoening als AIDS heeft in Afrika vermoedelijk al geruime tijd bestaan, voordat ze zich door de intensivering van het menselijk verkeer – in geografische, seksuele en sociale zin – op een ongekende schaal ontwikkelde. Het sterk door schaalvergroting en intensivering gekenmerkte agrarische bedrijf, kent soortgelijke risico’s. De recente varkenspest vormt daar slechts een illustratie van. Wat dat betreft zijn wij nog altijd onderhevig aan de mechanismen waardoor vroeger cholera en pest werden verspreid: in het algemeen nemen de kansen op besmetting met een reeds bestaande ziekte toe wanneer het verkeer een bepaalde drempelwaarde overschrijdt.

Daarnaast zullen er in de nabije toekomst nieuwe aandoeningen ontstaan. Bijvoorbeeld doordat ze van de ene soort levende wezens overgaan op andere. In het geval van BSE bleken de ziekteverwekkers van het schaap naar het rund en vandaar op de mens te kunnen overgaan. Hoe intensiever verschillende diersoorten met elkaar samenleven des te groter de kans dat de soort-barriere vroeg of laat door een verwekker oversprongen wordt. Het kan ook doordat ziektekiemen resistent worden. Reeds nu is het voorkomen van virussen die niet meer te bestrijden zijn in ziekenhuizen een reëel probleem. Het ondoordacht gebruik van antibiotica en bestrijdingsmiddelen in de agrarische sector maakt dat
alleen maar erger. Voorts bergt het genetisch manipuleren van gewassen bepaalde risico’s in zich. Terwijl ze de plant tegen bekende aandoeningen beschermen, is op langere termijn onduidelijk in hoeverre ze andere nu nog onbekende ziekten kunnen bevorderen.

Op zichzelf zijn dit soort risico’s misschien gering maar wanneer ze accumuleren neemt de kans op een ontsporing toe. In die zin zou het opduiken van aandoeningen als AIDS of BSE wel eens de voorbode van een hele reeks toekomstige ziekten kunnen zijn. Men kan zich echter niet tot de biologische, medische of epidemiologische kant van deze verschijnselen beperken. De omvang van een probleem hangt mede af van de manier waarop het maatschappelijk ervaren wordt. In dat verband stellen we vast dat de betekenis van een goede gezondheid in brede kring nog altijd stijgt. Tegelijkertijd nemen de zorgen op dit punt toe. Het gaat hierbij vooral om een culturele ontwikkeling. Terwijl de zorgen over het hiernamaals nagenoeg verdwenen zijn, willen we over een gezond, sportief en mooi lichaam en een lang onbezorgd leven beschikken. Deze houding maakt ons evenwel zeer kwetsbaar op het moment dat zich nieuwe ziekten gaan ontwikkelen. Ten eerste zijn we vrijwel hulpeloos zodra ons een fatale ziekte overkomt. Ten tweede zal men alles willen doen om te vermijden dat het zover komt.

Door deze toenemende kans op gevaarlijke infectieziekten enerzijds en de grotere mentale kwetsbaarheid van de bevolking anderzijds, komen overheden onder druk te staan. Maar willen en kunnen zij op dit gebied iets doen? De ervaringen tot op heden stemmen niet optimistisch. In Engeland was de overheid op de hoogte van besmettingen met BSE maar ze liet het economische belang van de betrokken sector zwaarder wegen dan het gezondheidsrisico. In Frankrijk wist de overheid dat transfusiebloed met AIDS besmet kon zijn maar ze vond het imago van de betrokken instelling belangrijker dan het gezondheidsrisico. De Nederlandse overheid gaat in het algemeen verstandiger te werk, maar ook dan is het vraag wat zij daadwerkelijk kan doen. Het gaat immers om risico’s die voortvloeien uit miljoenen interacties tussen mens en dier. Zelfs al zou de overheid die gevaren willen beperken, dan zal haar invloed zich waarschijnlijk tot de sfeer van preventie en voorlichting beperken. Kortom: de biologische risico’s nemen de komende decennia waarschijnlijk toe, de overheid zal er niet bijster veel aan kunnen (of willen) doen, terwijl de culturele ontwikkeling naar een grotere gevoeligheid met betrekking tot de gezondheid gaat.

Geplaatst in Gabriël van den Brink, Overig.