Kom naar de lezing over ‘Het goede leven en de vrije markt’

Centrum Èthos | Ad Verbrugge, Jelle van Baardewijk | Op vrijdag 17 mei zullen Ad Verbrugge en Jelle van Baardewijk een lezing verzorgen over het bekroonde boek ‘Het goede leven en de vrije markt’. Zij schreven deze bundel samen met Govert Buijs. In het boek, dat de komende jaren ook dienst zal doen als VWO-eindexamenbundel, onderzoeken de Èthos leden de relatie tussen onze vrije markt economie en dat wat van oudsher ‘het goede leven’ is genoemd.

De lezing begint om 15:00 uur in 3D@VU, en de toegang is vrij. Wees welkom! Aansluitend is er een borrel.

Aanmelding via centrum.ethos@vu.nl.

Voor de Ommekeer: Centrum Èthos over polarisatie, globalisering en de rol van elites

In deze speciale editie van Voor de Ommekeer spreken Ad Verbrugge, Govert Buijs, Haroon Sheikh, Jelle van Baardewijk, Thijs Jansen en Gabriël van den Brink onder leiding van Denker des Vaderlands Daan Roovers met elkaar over de sterk gepolariseerde maatschappelijke en politieke ontwikkelingen.

Hoe kan het dat er steeds meer gezonden wordt, maar mensen steeds minder naar elkaar luisteren? Wat zegt de monsterzege van Forum voor Democratie tijdens de afgelopen verkiezingen ons? Wat is de invloed van sociale media, de organisatie van instituties en de houding van elites op de manier waarop mensen hun burgerschap in de moderne tijd vormgeven? Hoe zien mensen zichzelf en hun verantwoordelijkheid die ze hebben voor hun omgeving? Dit en meer in dit grondige gesprek over de actueel oplaaiende maatschappelijke spanningen.

Ad Verbrugge in gesprek met Haroon Sheikh: over zijn te verschijnen boek Hydropolitiek

In een van zijn vorige werken beschrijft Haroon Sheikh waarom hij denkt dat het tijdperk van Westerse hegemonie voorbij is en welke nieuwe wereld zich voor onze ogen ontvouwd. Het Atlantische tijdperk, zoals hij het noemt, zal steeds meer plaatsmaken voor een wereld waarin meerdere partijen een dominante positie zullen moeten delen met elkaar in plaats van dat we kunnen spreken van één leidende partij. Om deze ontwikkelingen beter te begrijpen ontwikkelt Sheikh in zijn werk Hydropolitiek een nieuwe manier van denken over globale politieke bewegingen. In plaats van geopolitiek – de politiek van het land – introduceert hij een politiek van het water, waarbij meer de nadruk komt te liggen op de fluïditeit van gemeenschappen en politieke coalities. Kenmerkend is hierbij de gedachte dat niet-Westerse landen de schaduw van de moderniteit van zich af zullen slaan en op eigen wijze een verhouding tot de daaruit voortvloeiende krachten van bijvoorbeeld globalisering en digitalisering gaan ontwikkelen. Hoe dit precies in zijn werk gaat vertelt Sheikh in dit gesprek met Ad Verbrugge.

‘Het goede leven en de vrije markt’ wint Socrates wisselbeker!

De avond van de filosofie | Ad Verbrugge, Govert Buijs, Jelle van Baardewijk | 1 april | Tijdens De avond van de filosofie is bekend gemaakt dat ‘Het goede leven en de vrije markt’ de Socrates wisselbeker 2019 heeft gewonnen! Deze prijs wordt ieder jaar uitgereikt aan het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek. Een prestigieuze prijs voor Èthos auteurs Ad Verbrugge, Govert Buijs en Jelle van Baardewijk.

‘Het goede leven en de vrije markt’ is geschreven als VWO eindexamenbundel, maar is geschikt en toegankelijk voor iedereen die geïnteresseerd is in het thema van de relatie tot onze markteconomie en datgene wat we het goede leven kunnen noemen. Juryvoorzitter Paul Cobben: “het voelt niet als een schoolboek, maar als een betoog”.

In Trouw verscheen vandaag een uitgebreide bespreking van het boek. Concluderend werd opgemerkt dat “Het goede leven & de vrije markt’ een terechte winnaar van de Socratesbeker [is]. Dit diepgaande en verstrekkende en urgente boek verdient een breder publiek dan alleen VWO-leerlingen, die er trouwens een flinke kluif aan zullen hebben”

De bundel ‘Het goede leven en de vrije markt’ is hier verkrijgbaar.

Vrijheid ontaard?

In een katern bij NRC en De Volkskrant over museum de Fundatie in Zwolle heeft Ad Verbrugge een bijdrage geschreven. Een filosofische beschouwing over de relatie tussen moderne kunst en de vrijheidsidealen van de jaren ’60.

De culturele revolutie van de jaren zestig stond in het teken van de vrijheid. Dat geldt zeker ook voor de kunst van de afgelopen vijftig jaar. Nu is kunst niet alleen een spiegel van de tijdgeest, zij kijkt vaak ook in de toekomst – ook wanneer zij niet futuristisch is. Wat geeft de beeldende kunst na ’68 ons te kennen?

Dat lijkt in eerste instantie een vraag die niet te beantwoorden is: men hoeft immers geen kunstkenner te zijn om te zien dat de Nederlandse beeldende kunst van de afgelopen vijftig jaar alle kanten opspringt (net als die in de rest van de westerse wereld overigens). De tijd van Rembrandt of De stijl is voorbij: de vorm is versplinterd. Dat was ook de conclusie van het postmodernisme. Maar precies deze fragmentatie van de beeldende kunst toont ons wellicht de schaduwzijde van ons huidig vrijheidsideaal: het wegvallen van een gemeenschappelijke vorm waarin mensen zich thuis voelen en zich verbonden weten.

Dat vormverlies komt op een uitgesproken manier naar voren in het foto-vierluik With my Family van Hans Eijkelboom uit 1973. Hoewel de foto’s er in eerste instantie uitzien als onschuldige familiekiekjes, blijkt Eijkelboom zichzelf in dit vierluik met steeds een andere vrouw en andere kinderen te portretteren. Hij ziet eruit als vader van een gezin, maar is het toch niet. De vervreemdende deconstructie van deze oervorm van gemeenschap – die zich in deze periode ook cultureel aan het voltrekken was – werpt zijn schaduw vooruit. Vrijheid heeft namelijk vorm nodig om werkelijk te worden, anders vernietigt zij zichzelf.

Zo vraag ik me regelmatig af wat er gaande is rond een van de kernwaarden van de moderne samenleving, die ook in ons land hoog in het vaandel staan, namelijk tolerantie. In een tolerante gemeenschap legt de overheid niet één bepaald ideaal van het goede leven op aan haar burgers, maar waarborgt zij juist hun vrijheid om het leven in te richten naar eigen levensovertuiging. Een dergelijke vrijheid bestaat echter niet alleen krachtens de wet, zij is er pas werkelijk voor zover burgers daadwerkelijk tolerant zijn ten opzichte van elkaar.

Zoals vele godsdienstoorlogen in het verleden duidelijk hebben gemaakt spreekt een dergelijke tolerantie niet voor zich. Zij vraagt van mensen het vermogen om bepaalde levensovertuigingen, rituelen en gedragingen van anderen te verdragen – ofschoon zij die zelf niet goed achten, ja zelfs kwetsend kunnen vinden in het licht van hun eigen levensovertuiging. Waar mensen zich door anderen gekwetst weten, ontstaat al snel boosheid en daarmee het verlangen naar vergelding of zelfs het ontnemen van hun vrijheid. Tolerantie impliceert dan ook het vermogen om aan precies die neiging weerstand te bieden en bij jezelf te blijven. Een dergelijk vermogen vormt een belangrijk motief in het vrijheidsbegrip van de Verlichting zoals dat ook door Immanuel Kant is geformuleerd. De achting voor jezelf en de ander als een vrij persoon impliceert volgens hem je handelingen niet te laten bepalen door je eigen neiging of gevoelens van lust of onlust.

Wie verscheidene hedendaagse maatschappelijke discussies wat nader beschouwt – zoals die rond de zogenoemde identiteitspolitiek – zal constateren dat er iets merkwaardigs aan de hand is met onze tolerantie. Regelmatig zijn mensen de mening toegedaan dat anderen het recht op bepaalde handelingen, of zelfs maar uitingen van hun levensovertuiging, zou moeten worden ontzegd, omdat zij die niet goed achten en/of kwetsend vinden. De recente rel rond Kees van der Staaij en de Nashville-verklaring is een sprekend voorbeeld daarvan.

Steeds vaker zien we dat de eigen levensovertuiging en de (potentiële) gekwetstheid door anderen als legitimatie wordt aangevoerd voor het eigen gedrag of zelfs voor de wens om anderen bepaalde vrijheden te ontzeggen: het tegendeel van tolerantie. Slachtoffergedrag wordt breed ingezet om sentimenten los te maken en het eigen gelijk af te dwingen. Moderne media maken het er niet beter op. Radio, televisie, kranten en sociale media vormen de dynamische publieke ruimte waarin slachtoffers en geagiteerden hun emoties de vrije loop laten en waar het publiek wordt meegenomen in gevoelens van pijn en morele verontwaardiging. Dat mensen ook daadwerkelijk gekwetst zijn en er allerlei misstanden voorkomen lijdt overigens geen twijfel, het gaat erom dat we de dynamiek begrijpen die hier ontstaat.

In de Verenigde Staten sprak voormalig president Obama zijn afschuw uit over het anti-intellectuele klimaat op sommige universiteiten waar studenten weigeren om nog langer bepaalde boeken uit de wereldliteratuur te lezen, of zelfs willen verwijderen uit de bibliotheek, omdat die voor hen kwetsende passages zouden (kunnen) bevatten. Kant leerde het ons al: waar pijn en genot tot de laatste maatstaven van de sociale werkelijkheid worden gemaakt, daar wordt de vrijheid prijsgegeven, ja zullen we uiteindelijk het recht zelf geweld aandoen. We lijken soms wat te kleinzerig te worden voor tolerantie; onze pijngrens ligt laag. Hoe laat deze ontwikkeling zich begrijpen?

De culturele revolutie van de jaren zestig markeert de bevrijding van het individu, dat steeds meer zijn eigen mening, gevoel en zin tot uitgangspunt van zijn handelen maakt en daartoe ook het recht opeist. Zoals iconisch tot uitdrukking komt in het foto-vierluik van Eijkelboom gaat deze doorbraak van de absolute vrijheid cultureel gesproken gepaard met een bepaalde verlegenheid rond traditionele vormingsidealen en instituties zoals gezin, kerk, school en staat. Zij verliezen hun betekenis en innerlijke zin, maar in deze leegte van hun zinloosheid komen andere krachten op. Terugkijkend blijkt deze ‘revolutie’ vooral een versnelling teweeg te brengen in onze consumptiecultuur waarin mensen hun individuele wensen en verlangens ongegeneerd kunnen uitleven en daarbij niet meer geremd worden door religieuze en/of morele idealen.

Waar Andy Warhol in de Verenigde Staten in de jaren zestig de Campbell soepblikken visionair tot kunst verheft, daar schildert Rob Scholte in de jaren tachtig als zelfportret een gouden copyright teken op een rode achtergrond. De beeldtaal van de kunst bezwijkt onder het denkbeeld in een tijd van reclame – en daarmee valt geld te maken. De cultuur van consumptie is overal en the Wolf of Wallstreet belaagt ons; zonder enige morele scrupules. Maar wat doet dat met een mens en vooral ook met een samenleving? Het vrije individu heeft tegenwoordig vaak uiterst hoge verwachtingen van zijn leven en wil er zoveel mogelijk uithalen. Dat leidt ertoe dat we niet snel tevreden zijn met onszelf en dat de kans op falen en teleurstellingen des te groter wordt. We zijn voor ons welbevinden afhankelijk gemaakt van geld, aandacht, externe goederen, diensten en prikkels. Zo groeit ook de neiging om de oorzaken van geluk en ongeluk in hoge mate buiten onszelf te zoeken. En voor zover we onze frustraties kwijt willen en/of genoegdoening zoeken, willen we het liefst ook schuldigen aanwijzen waarop we ons kunnen uitleven. We zijn ontevreden over ‘de anderen’ die ons geen geld, aandacht, respect, service enzovoorts geven of die ons lijken te bedreigen in ons bestaan of eigenwaarde. Maar hoe afhankelijker we van de buitenwereld worden voor ons zelfgevoel en hoe minder duidelijk en sterk ons inhoudelijke levensideaal en moraal zijn, hoe zwakker onze identiteit wordt.

Waar de generatie van de jaren zestig haar groepsgevoel, identiteit en levensrichting vooral kon ontlenen aan haar strijd tegen de bekrompen burgercultuur – en zij zich zelfs solidair verklaarde met ‘de arbeider’ –, daar wordt het navolgende generaties lastiger om een vergelijkbare strijdbare identiteit op te bouwen. De traditionele burgercultuur met haar zuilen loste grotendeels op in een geïndividualiseerde consumptiecultuur van mensen met allerlei ‘lifestylen’ en lichte gemeenschappen. De tijd van de arbeider als een politieke categorie is voorbij. Maar het is niet mogelijk om een bepaalde ‘identiteit’ te ontlenen, alleen aan het feit dat je een vrij individu bent: iedereen is immers een individu.

Het ideaal van vrijheid als kenmerk van een politieke identiteit bestaat slechts voor zover men een strijd voert tegen ‘tegenstanders’. Iedere bevrijdingsbeweging heeft immers een verhaal nodig van gevangenschap en onderdrukking, van slachtoffers en daders, van opstandelingen en conformisten. Zoals de communistische arbeider zijn politiek-historische verhaal had van emancipatie – dat voor een deel ook fictief was –, zo geldt dat ook voor veel hedendaagse vrijheidsstrijders. Waar heldere bewijzen van achterstelling, ongelijke behandeling en dergelijke ontbreken, daar voert men allerlei omstandigheden en handelingen aan als indicatie van onrecht en morele laakbaarheid van anderen.

De identiteit van ‘de vijand’ was voor de arbeider en de linkse beweging van de jaren zestig de kapitalist. Deze sociaaleconomische categorie heeft plaats gemaakt voor kenmerken die worden verbonden met het uiterlijk en de lichamelijkheid die tegenwoordig een sociaal-politieke betekenis krijgen: seksualiteit,
sekse, transseksualiteit, ras en raciale kenmerken. Velen zijn ervan overtuigd te worden achtergesteld of als minderwaardig te worden behandeld omdat men niet-Westers, vrouw, zwart, homo of transseksueel is. Hoewel daarin vaak een kern van waarheid ligt, dreigt zo ook de potentiële vijand meteen in dezelfde termen te worden geduid: autochtoon, hetero, man, wit, e.d. Je raakt zo ‘geracialiseerd’, of je het nu wilt of niet. En zodra het raciale of seksueel-gemarkeerde verschil doorslaggevend wordt voor de (slachtoffer-)identiteit kan deze ook de gekwetstheid en onderdrukking van de ander niet meer voelen en wordt deze buitengesloten van de groep. Zo ontstaat in feite een vorm van groepsdenken dat sterk lichamelijk-raciale en tribale trekken vertoont, waarin juist niet meer de waardigheid en vrijheid van de persoon de basis vormen van de onderlinge omgang en verstandhouding: ook dat is een verschijnsel dat zich zowel bij de meer populistische als bij de klassieke partijen voordoet.

Daarmee zijn we een fase binnengetreden in de westerse politieke geschiedenis waarin ‘tegencultuur’ de politieke normaaltoestand is geworden. Zoals Rob Scholte met zijn schilderij Utopia – volgens sommige critici een vorm van plagiaat – een rel ontketende om vervolgens deze agitatie zelf weer tot onderdeel van het kunstwerk te maken, zo dreigen in de postmoderne politieke cultuur de verontwaardiging en agitatie simulacra te worden (om met Baudrillard te spreken). Toch is deze ‘schijnvertoning’ geenszins onschuldig. In het uiterste geval kan politiek de vorm aannemen van een soort permanente mediaoorlog waarin groepen in naam van de vrijheid elkaar verketteren en agitatie nodig hebben om zichzelf te zijn. De klassieke tolerantie is in dergelijke debatten ver te zoeken en dat is een slecht teken. In de VS heeft deze situatie al geleid tot een sterke onderlinge vervreemding van grote groepen burgers.

In onze agitatie wijzen mensen snel naar anderen, maar soms ook slaat de woede terug op onszelf: op ons lichamelijke zelf dat maar niet wil ‘leveren’ of luisteren. Misschien zouden we anders met onze lichamelijkheid moeten omgaan. Zoals recentelijk ook gethematiseerd is door Paul Verhaeghe in zijn boek over intimiteit is het ook hier de vraag hoe innig onze verstandhouding met ons eigen lichaam momenteel is. Afgaande op de hedendaagse burnout-problematiek lijkt de moderne mens ook van zichzelf te vervreemden. Het genoemde ‘gebrek aan tolerantie’ strekt zich dan ook uit over onszelf en ons eigen lichaam.

Niet alleen genot, maar ook pijn hoort bij het leven en geeft ons iets te kennen over onszelf: om te beginnen onze fundamentele eindigheid – die meekomt met onze lichamelijkheid. Onmacht, moeite, verdriet, pijn, ziekte en dood zijn geen louter negatieve verschijnselen waarvan we ons moeten verlossen, maar horen wezenlijk bij het eindige leven. Ja, ook groeien doet pijn. De intense ervaring en aanvaarding van onze eindigheid kan dus juist ook bevrijdend werken en ons inniger tot onszelf en onze medemensen doen verhouden. In existentieel opzicht is levenskunst het verdragen van de eigen situatie om daarin recht te doen aan jezelf en anderen, hoe lastig dat soms ook kan zijn.

Het waren van oudsher religie en tot op zekere hoogte ook filosofie waarin het thema van de menselijke eindigheid en de vraag naar de betekenis van lief en leed in ons leven zijn ondergebracht. Ook de kunst wijdde zich aan dit domein. Zolang we ons blijven blindstaren op het abstracte vrijheidsbegrip in de context van een doorgedraaide consumptiecultuur gaan we voorbij aan de elementaire dimensies van het leven zelf waarin onze vrijheid hoe dan ook gestalte moet krijgen: ons lichaam, de natuur, relaties, instituties en de genoemde zin-thematiek als zodanig waarin zij alle worden samengenomen.

De schatplichtigheid van ieder vorm van cultuur aan deze dimensies toont zich ook in het hedendaagse werk Firezeal van Navid Nuur die terugkeert naar keramiek om de elementaire band van de mens met de aarde aan het licht te brengen. Mogelijk wijst de kunst ook daarin vooruit; en dat is hoopgevend voor onze toekomst.

Paul van Liempt en Ad Verbrugge: Het Goede Leven en de Vrije Markt

Vanaf 2019 wordt er een nieuw lesboek voor het vak filosofie aan het voortgezet onderwijs gebruikt: Het Goede Leven en de Vrije Markt. Het boek kent een opvallende thematiek waardoor het niet alleen lijkt te zijn geschreven om gelezen te worden door middelbare scholieren. “Inderdaad,” zegt medeauteur Verbrugge, “We leven in een tijd waarin enorme vragen op ons afkomen die voor iedereen urgent gaan worden. Het is daarom ook te lezen door een breder publiek.” In dit gesprek voelt Paul van Liempt hem aan de tand.

Fragment uit ‘Het goede leven en de vrije markt’ in Trouw

Trouw | Ad Verbrugge, Govert Buijs, Jelle van Baardewijk | 3 december | Een fragment uit het boek ‘Het goede leven en de vrije markt’ van Ad Verbrugge, Govert Buijs en Jelle van Baardewijk dat recentelijk is verschenen, is afgelopen weekend in Trouw geplaatst. In het stuk stellen zij hoofdzakelijk het fenomeen van de hypermoderniteit aan de orde. “Het postmoderne relativisme maakte de weg vrij voor een nieuw absolutisme, een nieuw volmaaktheids- en maakbaarheidsdenken: de hypermoderniteit.”

Lees het volledige essay hier terug.

 

Ad Verbrugge co-auteur stuk Volkskrant: Verengelsing is geen geneuzel

De Volkskrant | Ad Verbrugge | 28 november | In een opiniestuk in De Volkskrant richt Ad Verbrugge zich samen met Annette de Groot, Erik Jurgens en Jean Pierre Rawie tot minister Van Engelshoven. Het is zorgelijk dat zij de teloorgang van het Nederlands in het hoger onderwijs bagatelliseert, zo stellen zij. Daarmee legitimeert zij de stap van met name universiteit om in rap tempo opleiding alleen nog maar in het Engels aan te bieden. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs, en zorgt ervoor dat het uitdrukkings- en begripsvermogen van Nederlandse studenten blijft steken op VWO-niveau.

Verbrugge doet samen met de andere auteurs dan ook een dringende oproep aan Van Engelshoven: “Minister, stap in de tuinklompen en ga die inheemse sierplant, onze taal, naar behoren verzorgen!” Lees hier het stuk terug.

Interview over ‘Het goede leven en de vrije markt’ in NRC

NRC | Jelle van Baardewijk, Govert Buijs, Ad Verbrugge | 21 november | In het NRC is een interview verschenen over het boek ‘Het goede leven en de vrije markt’. Het werk, dat vanaf 2020 als examenbundel voor het VWO zal dienen, is geschreven door Jelle van Baardewijk, Govert Buijs en Ad Verbrugge. ‘Het goede leven en de vrije markt’ is nu te koop.

In het gesprek met NRC geven de auteurs tekst en uitleg bij een aantal keuzes die zij gemaakt hebben bij het schrijven. “Het boek heeft een argumentatieve hoofdstructuur, daarin verschilt het van de standaard studieboeken, die vaak meer encyclopedisch zijn”, zo verklaart Van Baardewijk. Is een dergelijke toon wel gepast voor een examenbundel? Verbrugge:  “Wij wijzen de vrije markt niet af, maar we verklaren die ook niet heilig, zoals je in bepaalde liberale theorieën ziet. We blijven in het midden, omdat we voor de gedachte van het goede leven een weegmechanisme willen ontwikkelen. Ik denk dat zowel links als rechts zich hierin zou moeten kunnen vinden.”

Je kunt het gehele interview hier teruglezen.

Vanaf maandag te koop: Het goede leven en de vrije markt

Lemniscaat | Govert Buijs, Ad Verbrugge, Jelle van Baardewijk | 9 november | ‘Het goede leven en de vrije markt’ van Govert Buijs, Ad Verbrugge en Jelle van Baardewijk ligt vanaf aanstaande maandag, 12 november, in de winkels. Deze bundel zal vanaf volgend jaar dienen als eindexamenbundel voor het VWO. In het werk bespreken Buijs, Verbrugge en Van Baardewijk de belangrijkste denkers uit de filosofische traditie, en gaan zij in op de vraag hoe we de relatie tussen de vrije markt en het goede leven kunnen begrijpen.

Voor meer informatie kun je terecht op de website van de uitgever. Het boek is hier alvast te reserveren.